Kinderopvangkwaliteit.jouwweb.nl

Ouders willen geen mannelijke crècheleiders

En andere klachten in de kinderopvang
Door: Jelmer Luimstra


De Klachtencommissie Kinderopvang krijgt sinds de Amsterdamse zedenzaak in december veel meer klachten binnen over mannen die werkzaam zijn in de kinderopvang. Dit terwijl deze mannelijke kinderleiders in feite niets verkeerd doen. Verbeterpunten voor kinderdagverblijven liggen volgens verschillende bronnen meer in opleiding en het aanpakken van de marktwerking.

Bang voor mannen
De laatste maand is het aantal klachten over mannelijke crèchemedewerkers sterk toegenomen. De mediahype die ontstond naar aanleiding van het grootschalige misbruik van Robert M. op Amsterdamse crèches heeft daar mee te maken, vertelt Ank Groeneveld, coördinator bij Klachtencommissie Kinderopvang. De klachten zijn afkomstig van ouders die bang zijn voor mannelijke leiders in groepen waar hun kinderen in zitten. Dit terwijl de mannen helemaal niets verkeerd hebben gedaan. “Ze willen – kort door de bocht – geen mannen in de kinderopvang”,

Crèches bellen vervolgens de klachtencommissie met de boodschap dat ze geen idee hebben wat ze moeten doen, omdat de man in kwestie het ‘hartstikke goed doet’ en ‘nooit alleen staat’. Als er geen aanleiding tot arrestatie is dan kan de Klachtencommissie ook niets doen. “Ze moeten wel bewijzen hebben”.

Een oorzaak voor de klachten kan liggen in het aantal mannen in de kinderopvang. Dit aantal is veel lager dan het aantal vrouwen, en ouders zijn niet aan mannelijke crècheleiders gewend. Groeneveld geeft aan dat er wel vraag is naar mannen: “Vooral in de buitenschoolse opvang is behoefte aan mannelijke leiders, omdat die het personeelstekort kunnen aanvullen en als voorbeeld kunnen dienen voor de jongens.” Hoewel er vanuit de BSO’s vraag is naar mannelijk personeel vinden veel ouders dit geen goede zaak.


Het belang van mannen in kinderopvang
Marianne Riksen-Walraven is hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, en zij stelt dat mannen in de kinderopvang van belang zijn. “Voor de kinderen van nul tot twee jaar zal het niet zoveel uitmaken, maar vooral voor jongetjes ouder dan twee jaar kunnen mannen als rolmodel fungeren. Mannengedrag is goed voor de ontwikkeling van een jongen.”

Carla Bienemann van Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) ziet de pedagogische opleidingen als een oorzaak voor het geringe aantal mannen in de kinderopvang, want hierin zijn ook veel te weinig mannen vertegenwoordigd. “De maatschappij bestaat voor 50 procent uit mannen. Voor kinderen is het belangrijk om met mannen om te gaan bij kinderdagverblijven.”


Pedofilie in de kinderopvang

Ank Groeneveld van de klachtencommissie ziet de gevallen van ‘t Hofnarretje en Jenno’s Knuffelparadijs als tragische uitzonderingen. “Zoiets kan in de reguliere opvang eigenlijk niet voorkomen. In principe moeten er altijd twee mensen op de groep staan.” Toch krijgen ze wel eens serieuze meldingen over pedofilie en mishandeling. Dit is weliswaar één procent van de klachten, maar het gebeurt wel. “Het blijven meldingen. We sturen de ouders dan door naar de politie om het daar te melden.” Toch is het van belang dat hierover wordt bericht. Riksen-Walraven meent dat  “als ouders hier over inzitten, er ook over geschreven moet worden. Aandacht in de pers in het startmechanisme voor verbetering. Dat leidt tot Kamervragen, wat weer leidt tot beleidsaanpassing.”

Voornaamste klachten
Maar de meeste klachten over het uitvoerend personeel van kinderopvangorganisaties hebben betrekking op hele andere zaken. Ouders klagen vaak over de communicatie naar ouders en kinderen. Groeneveld: “Bijvoorbeeld of het personeel nalaat de ouders te vertellen wat voor dag het kind had. Of dat het personeel alleen óver het kind praat, in plaats van mét het kind.” Verder beslaan klachten over de veiligheid van kinderen een groot deel in de totale verzameling klachten.


Kwaliteitsmeting in 2008
Riksen-Walraven doet met het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) regelmatig onderzoek naar de kwaliteit van de Nederlandse kinderdagverblijven. Uit de laatste meting in 2008 bleek dat de onderzochte groepen goed scoren op een basaal niveau, maar het af laten weten op een meer educatief niveau. Het kinderopvangpersoneel weet prima hoe je sensitief tegen kinderen kunt zijn, hoe je kinderen respect voor autonomie kunt bijbrengen en je ze kunt structureren en grenzen kunt stellen. In al deze categorieën scoort minder dan acht procent van de onderzochte groepen een onvoldoende. Slechter gesteld is het met het praten tegen kinderen en dingen uitleggen, interacties van kinderen met andere kinderen begeleiden en het stimuleren van de ontwikkeling van een kind. Bij het praten en uitleggen scoort 42 procent een onvoldoende, bij het stimuleren van de ontwikkeling 89 procent en bij het begeleiden van interacties scoort zelf 99 procent een onvoldoende en valt er geen één voldoende tot goed. Riksen-Walraven concludeert daarom met betrekking tot kinderdagverblijven voor kinderen van nul tot vier: “de kinderdagverblijven zijn steeds meer verzorgend en bezighoudend dan stimulerend.”


Opleiding
personeel
Volgens Ank Groeneveld ligt een oorzaak hiervoor in de opleiding van het crèchepersoneel in kinderdagverblijven. Op de pedagogische opleidingen kan volgens Groeneveld beter gewerkt worden aan communicatie en klantvriendelijkheid. “Dat je je ervan bewust bent dat je je bezighoudt met het dierbaarste van iemand, namelijk zijn of haar kind. En dat je een kind niet van bovenaf benadert, maar op ooghoogte met hem of haar communiceert.” Ook het communiceren tegen ouders kan beter geleerd worden. “Ouders begroeten is bijvoorbeeld belangrijk voor de band.” Het zijn kleine dingen die toch belangrijk zijn en verbeterd kunnen worden in de opleidingen.

Carla Bienemann van de BKK is het hiermee eens. Volgens haar zijn de opleidingen nog niet volledig toegerust op het werken in de kinderopvangbranche. Ze voegt er aan toe dat studenten niet genoeg leren over de ontwikkeling van het kind. Maar dat is wel belangrijk “als je een vak hebt en je wil dat goed uitoefenen, want dan moet je ook goede kennis hebben over je vak.”

Het personeel in kinderopvangcentra heeft vaak een SPW-opleiding (Sociaal Pedagogisch Werk) op Mbo-niveau 3. “Deze opleiding is heel algemeen en niet toegespitst op de ontwikkeling van kinderen,” voegt Riksen-Walraven eraan toe. “Een Hbo’er of Universitair geschoolde medewerker zou op een crèche moeten worden ingezet voor supervisie. Dit is nog niet verplicht, maar zeker van belang.”

Onvoldoende wil de hoogleraar de kinderleid(st)ers echter niet noemen, maar het kan volgens haar beter. “Als er incidenten zijn dan wordt al snel geroepen dat de kwaliteit slecht is. Door negatief nieuws als dat rondom Robert M. worden dergelijke incidenten meer uitgelicht in het nieuws. Daardoor lijkt het alsof het veel slechter gesteld is dan het is. Maar er blijven zeker verbeterpunten.”


Marktwerking
Sinds de Wet Kinderopvang in 2005 is er marktwerking in de kinderopvang. Iedereen die in een kinderdagverblijf werkt moet nog steeds een diploma hebben. Behalve degene die een kinderdagverblijf start. Groeneveld: “Dat kan Jan met de pet op zijn die wat wil gaan doen met een pand van hem of haar.”

Volgens Riksen-Walraven zorgt dit voor een teloorgang van de kwaliteit van de kinderdagverblijven. “Mensen die een kinderdagverblijf beginnen willen winst maken. De beste kostenpost voor bezuinigingen is dan het personeel. Dit terwijl de kindergroepen alleen maar groter zijn geworden. Het model van marktwerking valt gewoon niet te koppelen aan de kinderopvang.”